De weerbarstige realiteit

Acht weken terug schreef ik over mijn geplande voorbereiding voor de Marathon van Enschede. In dat bericht zei ik al dat planning en realisatie waarschijnlijk niet altijd overeen zouden komen. Ik zal het noodlot toen wel getart hebben: al na twaalf dagen bezweek mijn rechterkuit onder de intervaltrainingen die achteraf bezien dus te dicht op elkaar zaten. Tien dagen volledige rust hielpen amper. Een bezoek aan de fysiotherapeut leverde geen duidelijke diagnose op en ook geen behandelplan anders dan: ‘begin maar weer voorzichtig met rennen op een lage intensiteit.’
Dus dat deed ik, maar de kuit bleef pijnlijk, werd niet echt beter, werd niet echt slechter. Bovenal was er geen peil op te trekken: binnen een dag kon de pijn verhuizen van de achterkant naar de binnenkant en van laag naar hoog, veranderen van hinderlijk tot amper voelbaar, wisselen van een lokale stekende pijn naar een trekkend gevoel van stijfheid over een heel gebied. Rennen op hogere intensiteit, zelfs op marathon tempo, was onmogelijk. Tot ik bij Albert belandde. Albert Balk is osteopaat met onder andere een specialisatie in sporters en bindweefsel. En Albert was al vrij vlot heel duidelijk: dit is een bindweefselprobleem en de kuit is niet meer dan een gevolg. De onderliggende blessure zit in de heup(en), is al minimaal maanden oud en is waarschijnlijk heel geleidelijk opgebouwd. Deze blessure kan de mobiliteit van het heupgewricht beperken en zorgen voor inhibitie van de omliggende spieren. Andere schakels van de kinetische keten krijgen daardoor meer werk te verzetten en als dat teveel wordt, kan zich daar een meer opvallende blessure manifesteren. En dat gebeurde in mijn geval in mijn rechterkuit.
Sinds Albert begonnen is mij te behandelen, merk ik dat de mobiliteit en kracht in mijn benen weer toenemen, dat ik weer ‘normale’ trainingsvolumes aankan en dat ik langzaam ongestraft de intensiteit kan verhogen. Maar dat opbouwen duurt inmiddels zes weken. Het aantal wekelijkse kilometers is weer hoog, ruim boven de 100, maar het volume op hogere intensiteit is nog steeds een stuk lager dan in het oorspronkelijk plan. De intensiteit van VO2max intervallen waag ik me nog helemaal niet aan. En de Marathon van Enschede komt rap dichterbij: nog 7 weken te gaan. Mijn uithoudingsvermogen voelt groter dan het ooit geweest is, maar mijn snelheid heeft moeten incasseren. Het kost me echt meer moeite om snel te rennen dan dat het in oktober deed. Het doel om de marathon binnen 3 uur te lopen lijkt bijna onhaalbaar geworden.
Toch heb ik nog hoop: ik kan in trainingen weer kleine volumes op de anaerobe drempel lopen (al is het minder dan de helft van wat ik in de aanloop naar de Halve Marathon van Oldenzaal deed) en redelijke volumes op marathonsnelheid. De pijn is niet weg, maar wordt steeds minder. Ik durfde de afgelopen 7 weken amper te hopen op deelname aan de Marathon van Enschede. Maar nu maak ik voorzichtig weer een plan: één herstelweek om vervolgens fris te beginnen aan een blok van 4 weken dat gericht is op uithoudingsvermogen op marathonsnelheid. Dan de taper, dan de race. De gerealiseerde training had er niet heel veel anders uit kunnen zien dan de planning (kijk maar naar de afbeelding onderaan dit artikel…) en drie uur is mogelijk niet haalbaar. Maar als ik kan deelnemen zonder me in te hoeven houden voor een blessure ben ik tevreden. Fingers crossed!
